Mentorschap voor persoonlijke beslissingen

Een maatregel die thans is toegesneden op de niet-vermogensrechtelijke belangen is het mentorschap. Deze maatregel is minder ingrijpend dan een curatele. Het mentorschap kan door de rechter worden opgelegd ten behoeve van een meerderjarige die als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Te denken valt aan mensen die behoefte hebben aan iemand die voor hun belangen kan opkomen in de sfeer van de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.

Een mentor heeft verschillende taken en bevoegdheden. Allereerst dient de mentor te bevorderen dat de betrokkene zoveel mogelijk zelfstandig optreedt. Verder is de mentor verplicht de betrokkene raad te geven en te waken over zijn of haar belangen. Dit waken over de belangen houdt bijvoorbeeld in dat wanneer de betrokkene in een inrichting of verzorgingshuis verblijft, de mentor regelmatig zal nagaan of het zorgplan wordt uitgevoerd, wat de leefomstandigheden zijn en wat het welbevinden van de betrokkene is. Naast het behartigen van het belang van de betrokkene is de mentor verplicht de betrokkene zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken. Ook dient de mentor de zorg van een goed mentor in acht te nemen.

De taak van de mentor eindigt in de volgende gevallen:

  1. Bij het einde van het mentorschap
  2. Door tijdsverloop (als het mentorschap voor bepaalde tijd is ingesteld)
  3. Door zijn dood
  4. Bij ondercuratelestelling of mentorschap van de mentor
  5. Door ontslag door de kantonrechter

Het mentorschap zelf eindigt door het verstrijken van de tijdsduur of door de dood of ondercuratelestelling van de betrokkene.